op zijn qui-vive zijn 1.0
op zijn hoede zijn; opletten
Algemene voorbeelden
Niets ontgaat me van wat vlak bij of rondom mij is [...]. Ik ben altijd en overal op mijn qui-vive. Waarom dat zo is [...] weet ik niet, maar het alarm is permanent.
Toch moet je als lezer enorm op je qui-vive zijn om goed te kunnen volgen wat Vestdijk ons hier allemaal voortovert. Met behulp van de analyse die Rudi van der Paardt van deze roman gaf [...] kom je een heel eind.
Het publiek moest op bepaalde plaatsen goed op zijn qui vive zijn, want de kluiten modder vlogen soms door de lucht.